De redactie van Laetare, het tijdschrift voor liturgie en kerkmuziek, nodigde Anne-Meta uit columnist te worden. Ze nam de uitnodiging aan en schreef bijvoorbeeld déze column, met de titel Zomerweer.
En dan die zegen, dat was wel een punt. Een vrouw in het wit met haar armen omhoog – wat dachten de buren?
Zomerweer
Met een beetje geluk is het weer er naar: een picknick in het park of een vrijmibo op het terras. We verplaatsen ons leven naar buiten, deze maanden. Maar zondags blijven we binnen. Tijdens de kerkdienst dan. Want daar zijn alle faciliteiten voor het koffie drinken na de dienst, dáár staan de stoelen klaar en ohja: daar hangt de beamer. Op een zonnige zondagmorgen wordt de zon in mijn kerk vakkundig getemperd door uitgehangen rolgordijnen – want de schittering en de kwaliteit van de projectie… Begrijpelijk, niet waar? En toch – toch vrees ik dat niet alleen het gemak ons binnenhoudt. Is het ook niet de schroom om buiten te staan? In het volle licht? Met je gebed en je zang en de kaars en de Bijbelwoorden? Wat zullen de mensen wel denken, van die mystiek? Die zalige liturgie?
Toen ik de gemeente met Hemelvaart eens uitnodigde om het slotlied buiten te zingen, om te kijken of Jezus misschien nú terug zou dalen, stonden we wat onwennig in de tuin van de kerk. De organist had voor de gelegenheid haar orgelbank verruild voor een klapstoel achter de synthesizer. Een lied samen zingen op straat. En dan die zegen, dat was wel een punt. Een vrouw in het wit met haar armen omhoog – wat dachten de buren? Ik dacht: wat mooi, dit durven, en dat Gods zegen dan niet weerkaatst tegen de muren, maar meegonst op de zinder van het zomerweer.
Eerder gepubliceerd in Laetare | jaargang 32 | nummer 3 | juli 2016
Geef een reactie